Ziekenhuiservaringen top 3

Gepubliceerd op 6 april 2019 om 20:52

We maken best wat mee. Buiten het feit dat ik al niet voor m’n lol naar het ziekenhuis ga, worden deze bezoekjes soms ook nog eens extra zuur gemaakt door mensen die het nodig vonden om de ziekenhuisbezoekjes nog minder aangenaam te maken. Zie hier: een heuse top 3.

 

Op nummer 1

 

Blijf kalm Thil, zeg niks, negeer het. Te laat. ALS JE NU NIET GAUW DIE GRIJNS VAN JE SMOEL HAALT DOUW IK DAT HELE PAKKIE PEUKEN DOOR JE HOL NAAR BINNEN. 

Tot zover dus mijn pedagogische kant.

 

Je moet deze mama niet op een slechte dag treffen. Ik kan heel goed, heel lelijk doen. Ik doe het niet vaak, maar de mensen die mij goed kennen weten dat ik echt héél lelijk kan doen. Stel we zijn ergens uit eten en de mensen aan de tafel naast ons maken erg veel lawaai. Dan kan ik, zonder dat ik het zelf door heb, heel vuil die kant op kijken. Sebas moet dan vaak lachen en zegt: kijk is lief. En dan wordt ik pas bewust van m’n vuile blik 🙊 

 

Wat wil nou het geval op deze dag: ik moest naar het ziekenhuis met Jona. Het zat die dag niet echt mee. Slecht geslapen, Jona’s sonde er vanmorgen vroeg uit, kinderthuiszorg moest komen, de batterij van de voedingspomp ging stuk, ook gezeik, dus er waren deze dag al een hoop factoren waar ik niet blij van was. 

Sterker nog: ik had een ontiegelijk pesthumeur.

Toen ik na de afspraak in het ziekenhuis naar buiten liep en in de miezerregen bij de betaalautomaat van de parkeergarage stond, werd dit pesthumeur mogelijk nog erger. Toen ik klaar was liep ik richting de parkeergarage en liep een stukje achter twee dames met kort pittig kapsel. Ja, het stereotype. Met rood geverfd haar weet je wel. Ze staken een peuk op. Nou, denk dat ik niemand uit hoef te leggen waarom er in de zone rond het ziekenhuis een rookverbod geldt. Want ja: ziekenhuis en kwetsbare mensen moet niet een hele moeilijke link zijn om te leggen. En ja, ik geef toe dat ik ook echt de pest heb aan roken. Dus al stappend achter de kinderwagen adem ik die rooklucht in en wordt met elke stap die ik zet geïrriteerder. Dames met kort pittig kapsel hadden zo’n haast niet en moeke hier wel dus ik haalde ze in. 

Het ging ongeveer zo: ik keek de dames eens aan, dames keken mij aan, ik bleef de dames aankijken, dames keken elkaar aan en wisselde blikken uit die zoiets wilden zeggen als: begrijp jij waarom zij zo kijkt?

Ik besloot ze van deze prangende vraag te verlossen en begon uit te leggen dat ik het niet oké vond dat ze hier roken, er staat duidelijk een verbodsbordje en ik loop hier met een kwetsbaar kindje, niet fijn dat er dan toch mensen besluiten schijt te hebben aan regels en zich niet druk te maken om het welzijn van een ander. 

Ik wist: als je dames met kort pittig kapsel aanspreekt op hun gedrag, vraag je om oorlog. En ik heb er zin in. Ik stond klaar om ze met rood haar en al op te eten. 

De ene mompelt verbaasd iets wat leek op ‘sorry’, maar die ander keek mij aan met zo’n uitdagend lachje om haar mond, zo van: praat maar een eind raak, ik luister toch niet.

Zoals ik al zei: mama was in een pesthumeur. De discussie met deze dame ging ik aan. Deze discussie was afgelopen toen deze dame tegen mij durfde te zeggen: dan moet je maar overal wegblijven waar mensen kunnen roken, als je dat zo’n probleem vindt. Met een triomfantelijke grijns keek ze haar vriendin aan zo van: hee Jopie, hebbie goed opgelet? Zo reken je dus af met dat jonge spul wat zomaar denkt alles te kunnen zeggen.

En toen was het weinige geduld wat ik al had op en kwam het innerlijke monster in mij naar boven. Als blikken ernstige schade aan konden richten weet ik zeker dat haar roodgeverfde haren tot op de wortels verschroeid waren.

Maar ik zei zoiets ‘dat als ze nou niet heel gauw die grijns van d’r smoel af zou halen, ik dat hele pakkie peuken door d’r reet naar binnen zou proppen’. En toen liep IK met triomfantelijke grijns weg, de dames met een verbouwereerde blik achterlatend. Toen ik even later de parkeergarage uit reed, kwam ik langs het rookabri en zag ik bewuste dames daar in staan. Ik heb getoeterd en lief gezwaaid. Of m’n middelvinger opgestoken. Ik weet het niet meer. 

 

Tip van vandaag: spreek geen mama met pesthumeur tegen. 

 

Nummer 2

 

Dit is eigenlijk meer een irritatiepunt, wat met name in het GHZ is.

Kijk, in het LUMC zie je alles. Mensen met beenamputaties, mensen die bijna struikelen over al de snoertjes die ze aan d’r lijf hebben hangen, d’r zitten meer mensen in een rolstoel dan dat er lopen en kindjes zonder sonde worden gek aangekeken. Zo werkt dat daar. Iedereen heeft écht iets.

In het GHZ daarentegen, komen mensen die een bloedneus hebben, hooguit een gekneusde eierstok ofzo. 

Nee, ik bagateliseer niet andermans problemen, maar anders begrijp ik niet waarom een kindje met een sonde zo’n bezienswaardigheid is. 

Even serieus: mensen verrekken nog net d’r nek niet, zo lang blijven ze kijken om maar een glimp op te kunnen vangen van kindje met sonde. Mensen die fluisteren en stiekem (proberen) te wijzen. 

Mensen die rood en zenuwachtig worden als ik naast ze kom staan in de lift. 

Heb al een paar keer onder m’n oksels gesnift  en gecheckt of ik ontiegelijk stonk ofzo, maar bleek in alle gevallen niet het geval te zijn. Keurig deo opgedaan vanmorgen. +1 voor mij.

Mensen doen echt net of ze het 8e wereldwonder zojuist gezien hebben. 

En het is ook niet zo dat mij dat alleen opgevallen is, ik sprak pas een moeder die een zoontje heeft die een tijdelijke sonde heeft gehad en die verbaasde zich er ook over. 

 

Toen ik een keer in de wachtkamer bij afdeling kindergeneeskunde zat, zat er een meisje van ongeveer 10 jaar met haar moeder in de wachtkamer. Ik lieg echt niet als ik zeg dat dit meisje echt 10 minuten met open mond onafgebroken naar Jona heeft zitten staren. En nee, ze had geen verstandelijke beperking. Na een poosje ben ik ook maar met open mond naar haar gaan staren. Toen ze deze hint niet snapte heb ik maar net zo’n dom gezicht teruggetrokken, waarop eerst d’r mond dicht ging en daarna keek ze even weg. Ik snap echt niet dat die moeder niet even tegen d’r kind zegt dat het niet zo netjes is om zo te kijken. 

 

Dit maakt wel echt dat ik, als ik naar het ziekenhuis moet, alvast m’n hoofd op onweer zet, zodat mensen het in ieder geval wel uit hun hoofd laten om iets tegen me te zeggen. Denk dat ik binnenkort ook gewoon een bordje om m’n nek ga hangen met erop: pas op, kan bijten. 

 

Nu denk je misschien: joh maak je niet zo druk. Maak ik me op zich ook niet, maar wil alleen even zeggen hoe debiel mensen gaan doen als ze dus iets zien wat afwijkt van het normale. Fluisteren, wijzen, staren. Jona heeft er geen last van, want hij snapt dat allemaal nog niet. Maar ik wel. Ik vind het ontzettend asociaal. Ik wil niet dat mensen wijzen naar hem, of fluisteren over hem, omdat hij een sonde heeft. Doe gewoon normaal. 

Wat nou als er een jongen van 7 met een lichamelijke beperking in een rolstoel zit. Wijzen mensen dan ook? Beginnen ze dan ook te fluisteren? 

 

Nummer 3

 

Ik moest een keer naar de diëtiste in het GHZ. Het nogal een heisa, want ik had nog geen kinderwagen voor Jona. Dus ik liep met kind van 8 kilo onder m’n arm en twee tassen het ganse ziekenhuis door, want route 51 ligt niet echt lekker naast de ingang. Excuses voor de mensen die ergens een elleboog hebben gehad, ik liet bijna m’n kind vallen, omdat ie zo zwaar is dus ik wilde graag een beetje doorstappen. 

Eenmaal bij de diëtiste op de thee schijt het kind z’n hele broek vol. Nou, mijn thee smaakte inmiddels niet meer naar English Breakfast, maar Jona had gratis en voor niks een heel nieuwe theesmaak ontwikkeld voor Pickwick. Die lucht trok werkelijk waar in alles. 

Maar goed, kind moest verschoond worden. De diëtiste ging even checken of er op de afdeling een verschoonmogelijkheid was. Die was er dus NIET. Diëtiste trok wit weg toen ik vroeg of ik hem dan hier in haar kamer even mocht verschonen, dus die gedachte heb ik ook maar meteen laten varen. Ze ging even vragen aan d’r collega’s of er in de buurt een verschoonmogelijkheid is. Bleek niet zo te zijn. ‘Nee’, zegt de diëtiste, ‘DIE ZIT NAAST DE HOOFDINGANG’. Ja, veeg me op hoor, moest ik dat eind teruglopen mét kind onder m’n arm waarvan je de rotte eieren lucht in een straal van 10 meter rook.

De mevrouw in de ligt glimlachte meewarig naar me, zo van: sneu hè voor zo’n ventje, . Ik heb maar meewarig terug gelachen naar d’r, want ik denk dat de lucht die in de lift hing op dat moment erger was dan onze hele situatie.

 

Toen ik eindelijk bij de bewuste damestoiletten met verschoonmogelijkheid was en de poep inmiddels op Jona’s rug zat, heb ik na het verschonen de vieze luier zonder luierzakje gewoon lekker in het vuilnisbakje daar gedumpt. Dat zal ze leren.

Iedereen die daar binnen komt denkt echt dat iemand enorm het toilet zit te bevuilen. Ik vind dat best humor. 


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.