Vanuit m’n auto bespied ik de parkeerplaats al. Zie ik bekenden? Nee? Oké, go. Winkelwagentje, boodschappenlijstje, zelfscanner. Eenmaal in de winkel zie ik al gauw de eerste bekende lopen. Oké dit pad in, dan ziet ze me niet.
Ik houd haar in de gaten en zorg dat ze me niet ziet.
Ondertussen heeft bekende nr 2 ook intrede in de supermarkt gedaan en wordt het pacman spelletje wat lastiger. Af en toe duw ik m’n neus in het schap met chipszakken om niet opgemerkt te worden en het gaat een hele poos goed. Totdat ik opeens bekende nr 2 uit het pad rechts van me zie komen. Ik probeer zo onopvallend en zo snel mogelijk me uit de voeten te maken.
Net doen of je d’r niet ziet Thil.
‘Ha Mathilde!’
Te laat. Ik probeer zo verrast mogelijk op te kijken.
‘Oh hallo! Dat ik u hier nu tref’
Ja joh, wist niks beters te zeggen.
‘Hoe is het met je zoontje?’
‘Ja gaat goed hoor!’
Ik knik hard ja met m’n hoofd, geen idee waarom, misschien hoopte ik dat ze dan genoegen zou nemen met alleen dit antwoord.
Zo kort en bondig mogelijk (best een opgave voor mij) probeer ik antwoord te geven op alle vragen. Ondertussen heeft bekende nr 1 mij ook gespot en staat zij al in de wachtrij om ook een praatje met me te maken.
Na deze twee ontmoetingen zijn de diepvriespizza’s in m’n winkelwagentje inmiddels al ontdooid en de zak paaseitjes heb ik halverwege het gesprek maar alvast open gemaakt en gedeeld met bekende nr 1 en 2.
Je moet wat.
Als ik dit verhaal later aan Sebas vertel, moet hij grinniken. Maar eigenlijk is het echt The story of our life. Overal waar wij komen, maar dan ook echt o-ver-al, wordt er naar Jona gevraagd. Nu denk je vast: wat lief! Ja is opzich ook wel zo, ja .. totdat het mensen zijn die je in heel Jona’s loopbaan nog nooit hebt kunnen betrappen op een grijntje belangstelling of medeleven. Nieuwsgierige mensen. Mensen die geen flauw benul hebben van de werkelijke situatie, mensen die vragen stellen als: ‘eet ie al wat beter?’ of ‘kan ie al zitten?’. Ja echt gebeurd. Ik vind dit soort vragen verre van prettig.
Als ik even mag zeggen: we hebben opzich al genoeg op ons bordje. Het zou echt niet verkeerd zijn als mensen wat voorzichtiger zijn in hun vraagstelling. Of je nou vraagt ‘of ie al wat beter eet’ of dat je vraagt ‘hoe het nu met de voeding zit’. Komt toch net ff anders over, terwijl je eigenlijk hetzelfde bedoeld. Alleen het ene wordt gevraagd door nieuwsgierige mensen en het andere wordt gevraagd door belangstellende mensen. Mensen die even na hebben gedacht voordat ze d’r mond maar een douw gaven, mensen die voorzichtig zijn, omdat ze ook best snappen dat het misschien best pijnlijk is voor ons.
Bij een vraag als: eet ie al wat beter?’, gaan echt mijn haren overeind staan. Ik kan dan weer helemaal uit gaan leggen waarom dat niet kan/mag/lukt, om vervolgens ook nog een domme reactie terug te krijgen. Ik weet dat Sebas zich hier ook zo aan ergert. Hoe vervelend is het om te praten over wat je kind allemaal niet kan, terwijl wij juist hele mooie stappen vooruit zien en liever daar over praten, glimmend van trots. Maar nee, in plaats daar van blijven we met z’n allen lekker hangen in hetgeen hij allemaal niet kan. Orale voeding is voor ons al lang een gepasseerd station. We weten dat dat in ieder geval voorlopig helemaal niet aan de orde is. De meeste mensen in onze omgeving weten dat ook. Maar het zijn juist de nieuwsgierige mensen, die je dus bijna nooit spreekt, die dat soort domme vragen stellen. Die geen idee hebben waar ze nou eigenlijk over praten. Zo schoon genoeg van.
Misschien denk je nu: nou wees blij dat mensen naar Jona vragen.
Geloof me: ik heb liever dat ze er dan NIET naar vragen, dan dat ze bovengenoemde vragen stellen.
Belangstelling is fijn, absoluut! Nieuwsgierigheid niet.
Toen ik Jona de eerste maanden na z’n geboorte nog wel eens meenam in de kinderwagen naar het winkelcentrum op het dorp, kon ik halverwege m’n boodschappenlijstje al weer terug, omdat ik 101 bekenden tegenkwam die allemaal wilden weten hoe het ging en wat er aan de hand was met Jona.
Hij moest nog om de 3 uur eten en ik kolven. Dat duurde alles bij elkaar een uur. Dan had ik dus nog 2 uur tijd om weg te komen, naar het winkelcentrum te rijden en alle boodschappen te doen. Maar ik kwam om de haverklap een bekende tegen die wilde kijken in de kinderwagen en wilde weten hoe het was. Hartstikke lief natuurlijk, maar ik moest ook gewoon even boodschappen doen. Daarbij was Jona erg onrustig en wilde ik het liefst zsm weer naar huis.
Na een aantal van deze ervaringen deed ik het ook gewoon niet meer en vroeg ik m’n moeder op te passen als ik boodschappen ging doen.
Soms wil je ook wel gewoon eens ergens heen, zonder dat je over Jona of over de situatie hoeft te praten. Overal waar ik kom, supermarkt, winkelcentrum, kerk, verjaardag of etentje, wordt er gevraagd naar Jona. En ik snap het hoor, zelf zou ik dan ook even iemand aanspreken als ik in hun schoenen stond. Maar ik heb er gewoon niet altijd zin in. Laat staan tijd voor.
Het is gewoon niet nodig om mij op ieder moment van de dag te confronteren met de situatie. Stel nou dat het mij die dag heel hoog zit en je vraagt mij midden in de supermarkt hoe het gaat en of we nog veel onderzoeken hebben etc. Stel nou dat ik in tranen uitbarst. Moet ik daarna met m’n betraande gezicht de boodschappen af gaan rekenen. Vraagt de caissière dalijk nog of ik niet een doos Kleenex vergeten ben in m’n winkelwagentje te stoppen.
Ja, als je d’r zo over nadenkt.. is het eigenlijk wel waar. Te pas en te onpas krijg ik vragen. Vaak heel lief bedoeld, daar gaat het ook niet om. Ik denk dat nu ik dit uitgelegd heb mensen ook best snappen wat ik bedoel. Het is namelijk ook best vervelend dat overal waar je komt, of je er nu zin in hebt of niet, mensen aan je vragen hoe het gaat en alle andere bijbehorende vragen stellen.
Nu wil ik er wel bij zeggen dat de belangstelling en het medeleven onwijs fijn is, dat we daar geen misverstand over krijgen. Ik vind het ook helemaal niet erg om er over te praten (meestal), maar d’r zijn gewoon wel eens momenten waarop je er liever even niet over praat. Mensen die ernstig ziek zijn (geweest) hoorde ik ook wel eens zeggen: ‘Ik wil niet dat het alleen maar daar over gaat’. En dat begrijp ik nu heel goed.
Mijn vader was pas jarig en met het hele gezin aten we en daarna zijn wij naar huis gegaan. Ik zei tegen m’n moeder: ‘ja, ik kom vanavond niet meer terug hoor als de visite er is, moet ik weer de hele avond over Jona praten’.
Nou was ik ook wel gewoon moe en vond ik dat ik m’n portie wel weer had gehad voor die dag, maar de reden dat ik dus niet meer terug ga is natuurlijk niet echt oké.
Ik zie die bui al weer hangen en heb daar dan gewoon even geen zin in. Ik kan namelijk, als het aan anderen zou liggen, tien keer per dag het hele verhaal uit de doeken doen.
En dan heb je er op zo’n avond ook altijd één bij die zo’n lompe vraag stelt als: ‘eet ie al wat beter?’. En dat kan ik dan eigenlijk niet hebben.
Over lompe vragen gesproken..
Ik stond een keer samen met een arts in de lift in het ziekenhuis. Terwijl we naar boven zoefden, vroeg deze arts aan mij: ‘wat heeft ie?’
Ja echt gebeurd hè. WAT HEEFT IE? Had deze man het liefst een knal op z’n neus gegeven. Mafkees. Kan ie nog zo veel met z’n neus in het biologieboek gezeten hebben, maar tact hebben ze hem nooit bijgebracht.
Maar zo overrompeld door deze vraag, gaf ik nog antwoord ook.
Later, toen ik thuis kwam was ik me daar toch kwaad op mezelf dat ik antwoord had gegeven. Dat is ook gelijk de laatste keer geweest dat ik een normaal antwoord terug gegeven heb.
Even serieus, is toch de brutaliteit zelve. Ik vraag toch ook niet aan een wildvreemde 30-jarige man in een rolstoel: ‘wat heb jij?’
Precies dezelfde situatie. Maar mensen denken dat ze alles kunnen vragen, omdat Jona een baby is. Ik vind dat dit absoluut geen verschil mag maken. Een 30-jarige kwets je met zo’n vraag, maar er wordt even vergeten dat de moeder van een baby ook gekwetst wordt door zo’n vraag. Zoiets vraag je gewoon niet aan een wildvreemde. Maar het erge is nog: deze arts in de lift was niet de enige. Midden in de Etos, een vrouw van middelbare leeftijd: ‘Achhhhh wat heeft ieeeee?’
M’n mond ging al open om te antwoorden en te vertellen dat we niet wisten wat hij had en blablablabla. Toen bedacht ik me: nee dat ga ik niet.
Ik heb geantwoord: ‘Een hekel aan mensen, net als z’n moeder’.
Ze keek me met grote ogen aan.
Ik heb nog op m’n allerliefst geglimlacht en ben toen weggelopen. Ik heb het zo gehad met zulke nieuwsgierige mensen. Domme vragen, domme antwoorden.
Achteraf was ik heel trots dat ik het gezegd had. Ik hoef het gewoon niet te pikken, ze gaat maar eens nadenken over waarom ze zo’n raar antwoord van me krijgen. Alhoewel ik denk dat deze vrouw echt niet gesnapt heeft waarom ik dat antwoord gaf. Zij denkt waarschijnlijk dat ik gek ben. En dat is prima, want dat ben ik ook.
Volgende keer ga ik gewoon heel verbaasd doen.
‘Wat heeft ie?’
Hoezo?’
‘Ja die sonde, waarom heeft ie die?’
‘Welke sonde? Ik zie niks?’
Extra verbaasd nog even naar Jona kijken. Ik weet nu al dat ze een hoofd als een boei krijgen en niks meer weten te zeggen. Prachtig. Kan niet wachten.
Recent moest ik nog met Jona naar de huisarts. Toen ik de wachtkamer in liep voelde ik de bui echt al hangen. Er zat namelijk een wat ouder echtpaar die helemaal opleefden toen ze mij met een baby zagen binnen komen. Op zich heel schattig, maar ik weet dan alweer wat voor vragen of opmerkingen ik krijg. Dus ik doe net of ik heel geïnteresseerd ben in de foldermuur. Ik bekijk de folders over incontinentie, schimmels op plekken waar ze niet horen en bedplassen. Of dit op mij van toepassing is, is voor jullie een vraag en voor mij een weet.
Geintje.
Maar goed zo probeerde ik dus onder een conversatie met dit echtpaar (ik noem ze even Gerda en Henk) uit te komen. Erg hè, dat ik gewoon al ruik hoe deze mensen er op gaan reageren en dus een soort masker op trek wat uitstraalt ‘praat niet tegen mij’.
Maar ik heb altijd de pech dat deze mensen dat masker niet opmerken. Of ze doen alsof ze het niet opmerken, omdat de nieuwsgierigheid het wint van de fatsoenlijkheid.
Ik zat een poosje met Jona al op schoot en hij zat er nogal als een zoutzak bij. Wat wil je als je net uit je bed geplukt bent. Maar Gerda probeerde met wat ‘goegoegaga’ Jona’s aandacht te trekken. Jullie begrijpen al: dat lukte niet. Goed, Gerda besloot daar op in te spelen en zei: ‘ach hij is nog moe he’. Ik glimlachte een beetje en probeerde haar vooral het idee te geven dat ik niet zat te wachten op een conversatie. Hielp niet.
‘Het is een goede slaper, dat kan ik zo zien!’
Vanbinnen zuchtte ik al.
‘Nee hoor, hij is geen goede slaper’
Ik probeerde tevergeefs heel geïnteresseerd naar de foldermuur te kijken, maar het hielp niet om onder dit gesprek uit te komen.
‘Oh nou die van ons sliepen overal hè Henk’
*Henk krijgt een por in z’n zij*
Henk, inmiddels opgeschrikt uit z’n dutje, antwoordde bevestigend: ‘ja, overal hoor, in de auto, in de kinderwagen’
Ik gaf ze een vlugge glimlach en zat mezelf ondertussen al op te vreten. Wat interesseert het mij nou waar hun kinderen allemaal sliepen?!
Jona lag ondertussen naar het plafond te staren.
Gerda merkte dit op en zei: ‘hij doet ook nog niet zoveel met z’n oogjes he’.
Ik ergerde me behoorlijk aan Gerda en gaf gewoon geen antwoord.
Gerda had het niet door.
Toen Gerda me vroeg hoe oud hij was, antwoorde ik dat hij bijna één wordt.
En toen kwam de klapper.
‘Dan loopt ie zeker wel achter voor z’n leeftijd?’.
Ik vraag me af of de stoom daadwerkelijk uit m’n oren kwam, of dat het alleen maar zo voelde.
Ik heb vrij duidelijk gezegd dat ik hier niet gekomen was om te horen wat m’n kind allemaal niet kan.
Gelukkig kwam de huisarts me halen en werd ik gauw verlost van de oorverdovende stilte die viel na mijn opmerking.
Gerda en Henk bleven beteuterd achter.
En ik stampvoette zo wat naar de spreekkamer.
Misschien vinden jullie wel dat ik overdrijf. Dat vind ik prima. Ik vind het namelijk oprecht heel vervelend en ook best een beetje asociaal als mensen dit soort dingen zeggen. Bemoei je er gewoon niet mee. Laat me met rust, ik kom hier toch ook niet voor m’n lol. Waarschijnlijk kwamen Gerda en Henk enkel om een wrat aan te laten stippen, maar in principe komt niemand voor z’n lol bij de huisarts. Ik kwam daar namelijk, omdat ik me zorgen maakte om mijn kind. Die opeens sinds anderhalve week weer spuugde en huilde met z’n voeding.
Ik zit niet te wachten op mensen die het allemaal wel erg interessant vinden en nieuwsgierig doen.
Ik liep een poos terug in de Hema. Alleen, want jullie weten toch, ik heb personeel in huis. Zodat ik lekker kan shoppen, zonnebanken, gezichtsbehandelingen nemen en thee drinken met taart.
Maar daar kwam ik dus een vrouw tegen die daar met haar zoontje was. Een prachtig ventje! Hij had een coole rolstoel en net als Jona een sonde. En ik zag gelijk dat hij hele mooie, onopvallende sondepleisters had. Ik dacht: die moet ik ook hebben. Dus ik heb de stoute schoenen aangetrokken en gevraagd aan de moeder van het ventje waar zij die pleisters vandaan had. Ik zei dat ik ook een zoontje heb die een sonde heeft en hij nog van die grote, dikke, bruine pleisters heeft.
Ze liep naar haar zoontje toe en zei: ‘deze mevrouw wil even naar jouw pleister kijken, mag dat?’
Heel verlegen knikte hij.
Ik ging op m’n hurken zitten en zei tegen hem: ‘mijn zoontje heeft ook een sonde en hij heeft nog hele grote, lelijke pleisters, maar die van jou vind ik zo mooi, dat ik die voor mijn zoontje ook graag wil’. Ik liet een foto van Jona aan hem zien en het ventje vond ook dat de pleister die hij had mooier was. Heel verlegen was hij nog. Van z’n moeder mocht ik een foto maken, omdat ze niet wist hoe deze pleisters heten. Het ventje vond het wel een beetje vreemd allemaal en zei niet zoveel. Totdat ik zei: ‘hee wat heb jij een mooie stoel! Superstoer die lichtjes in je wielen, als het zometeen donker is ziet iedereen jou door die lichtjes!’ Hij keek me is aan en hij zegt vol trots: ‘ja en dan zien ze mij niet, maar m’n stoel wel!’
Ik kon wel janken, zo schattig vond ik hem. Hierna heb ik ze bedankt en gedag gezegd. Later thuis besefte ik me pas: deze vrouw heeft niet aan mij gevraagd wat Jona heeft en ik heb niet aan haar gevraagd wat haar zoontje heeft. En ik weet ook hoe het komt.
Het doet er NIET toe.
Waarschijnlijk krijgt zij net zulke vervelende vragen als dat ik krijg.
Deze vrouw kijkt, net als ik, niet naar de beperkingen, want het kind achter de beperking is zo veel mooier en waardevoller om over te praten. Het doet er gewoon niet toe wat onze kindjes nou hebben. Wij zien gewoon onze kinderen, die toevallig een slangetje en een pleister op hun wang hebben. Waar andere mensen eerst dat slangetje zien en later ook nog opmerken dat er een kind achter zit, zien wij gewoon onze kinderen.
We hebben gewoon gepraat. Zonder stiekeme blikken naar elkaars kindje, zonder nieuwsgierige vragen.
Deze vrouw snapt het.
Nog bijzonderder: ik kwam haar later weer tegen op de revalidatie met haar zoontje. Wederom gepraat, zonder te vragen wat er nou met elkaars kindjes aan de hand is. We praatten over PEG-sondes, over veel spugen. Daarna wensten we elkaar sterkte en ging we allebei onze eigen weg.
Ik bedoel maar, je kunt ook gewoon tegen me zeggen: ‘wat een lief zoontje heb je, hij ziet er zo mooi uit!’ D’r zijn gelukkig ook genoeg mensen die dat zeggen hoor. Maar echt: gelukkiger maak je me niet. Trotser ook niet.
Maar anderzijds snap ik ook best dat het heel lastig is om wat te zeggen. De ene moeder is heel trots als je tegen haar kind zegt dat hij een coole rolstoel heeft, de andere moeder vliegt uit d’r panty als je zoiets zegt, omdat ze het absoluut niet cool vindt en het heel erg vindt dat haar kind in een rolstoel zit.
Waar doe je nou goed aan. Maar ik denk dat als je iets liefs zegt, of alleen al maar lief glimlacht, je al goed doet. Het is ook lastig. Maar nieuwsgierig zijn naar onbekenden is echt niet oké. Moeders zoals ik voelen dat namelijk aan. Daar hebben we een neus voor. Kunnen we ook niet helpen.
Ik bedenk me altijd maar: mijn kind is ook gewoon een kind. Hij lacht, hij huilt, hij poept, hij plast, hij slaapt, hij krijgt tanden, hij neemt z’n ouders in de zeik ‘s nachts en hij is altijd te vroeg wakker.
‘T is net een mens hè?
Reactie plaatsen
Reacties
Fijn je eerlijkheid. En ik snap je. Heel goed dat je hier over schrijft. Jona is een heerlijk. Kindje.
Hoi Mathilde fijn dat ik zo mee kan lezen en dat je dit met ons wil delen. Blijf vooral schrijven over Jona.
Liefs tante Wilma
mathilde , sterke vrouw respect waarop jij mensen benaderd